Geen smartengeld voor nabestaanden

Nabestaanden van slachtoffers die ernstig letsel overhouden of overlijden na bijvoorbeeld een verkeersongeval waarvoor een derde aansprakelijk is, krijgen geen smartengeld.

De Eerste Kamer heeft vorige week het wetsvoorstel Affectieschade verworpen, waar de Tweede Kamer eerder nog unaniem akkoord ging.

Hoewel duidelijk was dat het wetsvoorstel niet onomstreden lag, is het toch opmerkelijk dat een meerderheid van de Eerste Kamer (36 stemmen tegen, 30 stemmen voor) het wetsvoorstel heeft verworpen. In de afgelopen tien jaar nam het draagvlak voor een regeling voor affectieschade namelijk langzaam maar zeker toe.
Voormalig minister Korthals (Justitie) stelde in 2001 al vast dat er in de samenleving behoefte was aan een dergelijke smartengeldregeling. Zo’n regeling moest in een compensatie voorzien voor het verdriet van familieleden en nabestaanden van slachtoffers die door het toedoen van een ander blijvend letsel oplopen of, in het ergste geval, overlijden.

Morele overweging

In de publieke opinie groeide consensus over een financiële compensatie voor emotionele schade en ook verzekeraars hadden geen bezwaar.
Als er behoefte is aan een smartengeldregeling, moet die er komen, vonden het Verbond en het Personenschade Instituut van Verzekeraars (PIV) van meet af aan. Mits zo’n regeling maar niet tot onnodige discussies en kostenverhogende procedures leidt. Het wetsvoorstel voldeed aan die criteria.
Toch was een smartengeldregeling bij sommige partijen ook omstreden. Vooral de morele overweging (kun je emotionele schade in geld uitdrukken?) speelde daarbij mee.

Lange parlementaire weg

Al met al heeft het wetsvoorstel door die discussie een behoorlijk lange parlementaire weg doorlopen. Het eerste wetsvoorstel werd al in 2003 in de Tweede Kamer behandeld en heeft, met name door de discussie in de Eerste Kamer een ongewoon lange parlementaire weg doorlopen, omdat om een wetenschappelijk onderbouwd onderzoek naar de wenselijkheid van dergelijke smartengeldvergoedingen werd verzocht. Uit dat onderzoek bleek overigens dat die wenselijkheid er in de samenleving wel is.

Angst voor claimcultuur

Het wetsvoorstel voorzag in een genormeerde vergoeding tussen 12.500 en 17.500 euro. De hoogte hing onder meer af van de ernst van het letsel en de relatie tussen de naaste en het slachtoffer en zou door de (verzekeraar van de) aansprakelijke partij moeten worden betaald.
Zover is het echter niet gekomen. Na zeven jaren gesteggel (het eerste wetsvoorstel werd in 2003 door de Tweede Kamer behandeld) heeft de Eerste Kamer de regeling nu verworpen. Een meerderheid is bang dat een smartengeldregeling een claimcultuur in de hand werkt en dat er onverkwikkelijke discussies ontstaan over de mate van de affectieve relatie tussen de naaste en het slachtoffer.

Bron: Verbond van Verzekeraars

Wat verandert er als je 18 wordt?

Op het moment dat kinderen 18 jaar worden heeft dit gevolgen voor hun zorgverzekering. In dit artikel lees je wat je te wachten staat en wat je moet doen.

Premie

Verzekerden jonger dan 18 jaar betalen geen premie voor de zorgverzekering (basis- en aanvullende verzekeringen). Vanaf de eerste dag van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin een verzekerde 18 jaar is geworden, moet hij of zij premie betalen voor de basisverzekering en de aanvullende verzekeringen.

Zorgtoeslag

Vanaf het moment dat verzekerden premie gaan betalen voor de basisverzekering, kunnen ze Zorgtoeslag aanvragen bij de Belastingdienst. Voor een aanvraagformulier en overige vragen over de Zorgtoeslag kunt u terecht bij de Belastingdienst, afdeling Toeslagen – Tel 0800 0543 of www.belastingdienst.nl.

Verzekeren

Kinderen die via hun ouders verzekerd zijn en 18 jaar worden, kunnen gewoon bij hun ouders op de zorgpolis verzekerd blijven óf kiezen voor een collectieve studentenverzekering, zie hiervoor StudentenCollectief.nl voor meer informatie. Wanneer uw kind niet studeert kunt u een kijkje nemen op JongerenPolis.nl. Vanaf dat moment wordt echter voor hen wel de premie voor de basisverzekering én eventueel aanvullende verzekeringen in rekening gebracht.

Basisverzekering en aanvullende verzekeringen aanpassen

Verzekerden kunnen op het moment dat ze 18 jaar worden een eigen basisverzekering en aanvullende verzekeringen afsluiten of hun verzekering aanpassen. Zij kunnen er ook voor kiezen om hun Basisverzekering en aanvullende verzekeringen gescheiden, bij een andere verzekeraar onder te brengen.

Belangrijk: wijzigingen binnen 1 maand doorgeven

Wijzigingen in pakketten gaan in op de eerste dag van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de 18-jarige leeftijd wordt bereikt. Dit geldt ook voor wijzigingen in het eigen risico. Gerekend vanaf de dag dat de verzekerde 18 jaar wordt, heeft hij één maand de tijd om wijzigingen door te geven. Wijzigingen die na deze termijn binnenkomen worden op de eerste dag van het volgende kalenderjaar doorgevoerd.
Adreswijzigingen en wijzigingen in bankrekeningnummer kunnen natuurlijk wel gedurende het hele jaar worden aangepast.

Opbouw verlof bij ziekte

Zieke werknemers bouwen alleen verlof op over de laatste zes maanden van de ziekteperiode, ondanks dat die regel in strijd is met Europese wetgeving.

In Nederland bouwen werknemers die langer dan een half jaar ziek zijn, geen nieuwe vakantiedagen meer op. Volgens een uitspraak van het Europese Hof van Justitie druist dat in tegen Europees recht. De desbetreffende Europese richtlijn beoogt namelijk voor elke werknemer, ook zieke werknemers, een recht op minimaal vier weken vakantie per jaar. Vakantiedagen boven dit minimum mogen wel komen te vervallen.

Afwijking verboden
Nederland mag als EU-lidstaat niet afwijken van Europese wetgeving en mag de vakantiedagen na een half jaar ziekte dus niet van de werknemer afpakken. Het leek erop dat door de uitspraak van het Europese Hof de huidige Nederlandse beperking van vakantierechten na een half jaar ziekte geen stand meer kon houden. Het gerechtshof Amsterdam bepaalde onlangs echter anders.

Toch afwijking
In een recente zaak honoreerde het gerechtshof Amsterdam een beroep op de opbouw van vakantiedagen tijdens de gehele ziekteperiode namelijk niet. De reden ervan was dat toewijzing in strijd met de (Nederlandse) wet zou zijn. De kantonrechter wees eerder de vordering toe, juist in het licht van de beslissing van het Europese Hof.

Taak overheid
Correcte toepassing van de Europese richtlijn in deze zaak zou hebben betekend dat de werknemer recht had op uitbetaling van 40 vakantiedagen, opgebouwd over de gehele ziekteperiode. Op basis van de Nederlandse wet was er slechts recht op uitbetaling van 10 vakantiedagen. Het is echter aan de wetgever om de wetgeving in overeenstemming met de Europese richtlijn te brengen en niet aan de rechter, aldus het Hof. Het hof wees de vordering van de werknemer tot uitbetaling van de overige 30 vakantiedagen af.

Bron: Jurofoon